Het mysterie van het wichelroedelopen
Wichelroedelopen is waarschijnlijk het enige paranormale gebied van commercieel belang. Het is van praktisch nut en het succes ervan kan gemeten en begroot worden. Daarom ook ging Hans-Dieter Betz, professor in de natuurkunde aan de Ludwig Maximiliaan Universiteit in München, zich ermee bezighouden. Hij wilde precies weten hoe wichelroedelopers water konden aanwijzen 70 meter onder een met rotsen bezaaide woestijn.
Betz werkt sinds het midden van de jaren ‘80 samen met wetenschappers en waterbouwkundigen om het werk van het GTZ (de Duitse organisatie voor technische ondersteuning in het buitenland) in zo’n 12 landen te controleren. Onder leiding van Hans Schröter, een ervaren waterbouwkundige en bekwaam wichelroedeloper, werkt het GTZ-team in woestijnachtige gebieden. Dit zijn gebieden waar de watervoorraden ontoereikend, onbetrouwbaar en onzuiver zijn en wisselen met de seizoenen. Het team werkt ook in streken waar de watervoorraden of ondiepe bronnen te ver afgelegen zijn voor gebruik.
Opzienbarend succes.
Hulporganisaties hebben een beperkt succes geboekt met de gebruikelijke methoden om water op te sporen in de diepere aardlagen van in geologisch opzicht moeilijke gebieden. Schröters wichelroede daarentegen was opvallend succesvol.
In een groot droog gebied in Sri-Lanka, waar kaarten en begroeiing weinig houvast gaven, boorde Schröters team naar 691 bronnen om 350 dorpen te bevoorraden. Het succespercentage was opmerkelijk: 96. Mensen als Dr. Hansjörg Elshorst, de bedrijfsleider van GTZ en professor Hans Berckheimer, hoofd van de afdeling aardwetenschappen aan de Johann Wolfgang Goethe Universiteit waren verbaasd over het succes.
Dit waren geen bronnen die je overal had kunnen slaan om uitgestrekte ondergrondse waterlagen aan te boren. Integendeel, deze gaten moesten geboord worden in gebarsten rotsformaties, waar het water op aanzienlijke diepte door nauwe spleten of kloven stroomt. Onder zulke omstandigheden is ruim 50 procent een normaal “fout-percentage”.
De geldbesparing was enorm, omdat het alternatief, het water uit een 32 kilometer verderop gelegen rivier pompen en zuiveren, het tienvoudige zou hebben gekost. Ook was het succes niet aan geluk toe te schrijven: het werd door Schröters team herhaald in Namibië, de Sinaï-woestijn, Kenia, Jemen, Nigeria, (het vroegere) Kongo en de Dominicaanse Republiek.
Schröters talenten vormen een reusachtige uitdaging voor de gevestigde wetenschap. Hij was niet alleen in staat om—eerder tot op de centimeter dan de meter—nauwkeurig aan te geven waar moest worden geboord, maar ook hoe diep. Ook heeft hij waterbronnen opgespoord die voldoende opleverden om aan de lokale vraag te voldoen.
Hans Schröter tijdens één van zijn waterspeurtochten in Afrika.
Een oude kunst.
Het verschijnsel wichelroedelopen werd al in de 15e eeuw voor het eerst genoemd in Duitse leerboeken over het winnen van mineralen. Er is ook bewijs — uit muurschilderingen, grafzuilen en manuscripten — dat wichelroedelopen al ruim voor die tijd werd beoefend.
In de Verenigde Staten wordt het soms “water-witching” (watertovenarij) genoemd en vaak in verband gebracht met occultisme. Wichelroedelopen wordt er dikwijls van beschuldigd een geraffineerde zelfmisleiding of gewoon bedrog te zijn, maar het wordt op grotere schaal beoefend dan je zou denken.
Van het wereldberoemde medium Uri Geller is bekend dat hij enorme bedragen heeft verdiend met het adviseren van internationale mijnbouwbedrijven over de plaats waar zij moesten boren voor waardevolle grondstoffen. Bij het wichelen gebruikt hij een kaart: hij concentreert zich op ieder deel ervan, tot hij voelt of een bepaald gebied een rijke bron van olie, goud of mineralen is.
Geller wichelt soms vanuit de lucht; al vliegende over een gebied “stemt hij af” op de vibraties die de aanwezigheid van mineralen in de grond beneden aangeven.
Wichelen voor water.
Weinig archeologen zullen ontkennen dat wichelroedelopen is gebruikt om de exacte plaats en ligging van verloren gegane gebouwen te ontdekken. Zelfs Engelse waterleidingbedrijven bevestigen dat ze wichelroedelopers hebben gebruikt.
Er is zelfs gesuggereerd dat er grote oliereserves onder Windsor Castle liggen. Luitenant-kolonel Clive Beadon wichelde met een kaart van het gebied rond het kasteel, een pendel en een monstertje olie. Hij voorspelde dat er tussen de 220 en 340 miljoen liter olie ligt op een plek vlakbij het kasteel. Maar boren zou de ondergrondse waterhuishouding van Londen kunnen verstoren, dus kan het lang duren voor we te weten komen of hij gelijk heeft.
Beadon heeft ook een verhaal over hoe hij eens voor spion werd uitgemaakt door een grote oliemaatschappij. Toen hij hen vertelde waar ze moesten boren naar olie, bleek zijn advies over de plek van boren zeer nauwkeurig. Ze weigerden te geloven dat zijn kennis alleen door wichelen was verkregen.
Beadon gelooft dat wij allemaal de gave van het wichelen in ons hebben, maar dat sommigen een speciaal talent ervoor gegeven is. Dit talent, zegt hij, zetelt in de meer intuïtieve rechter hersenhelft.
In de laatste 150 jaar zijn er honderden onderzoeken gedaan naar wichelroedelopen. Totdat de resultaten van de proeven van Betz in 1995 werden gepubliceerd, had geen van deze onderzoeken voldoende resultaat opgeleverd om de diep gewortelde twijfels van wetenschappers op te heffen.
Voor het mislukken van de in het verleden gedane experimenten voeren wichelroedelopers twee redenen aan. Hoewel de techniek van het wichelen in theorie door iedereen kan worden aangeleerd en beoefend, is er, zo zeggen ze, een reusachtig verschil in vaardigheid: veel wichelroedelopers halen geen betere resultaten dan je op grond van toeval zou krijgen.
De tweede, controversiëlere reden is dat als wichelen onder het paranormale valt — wat veel wichelroedelopers geloven — er buitenzintuigelijke gaven aan te pas komen, die buiten het begripsvermogen van de moderne wetenschap vallen. Paranormale gaven komen zelden goed uit de verf in laboratoriumproeven.
De meest verwarrende en controversiële vorm van wichelroedelopen is het opsporen van een verborgen voorwerp door een pendel boven een landkaart te hangen. Wanneer de pendel van draairichting verandert, geeft hij de plaats aan waar het voorwerp verborgen is. Het is in de praktijk niet nodig om op de plek zelf aanwezig te zijn.
De Amerikaanse Vereniging van Wichelroedelopers geeft de volgende verklaring voor wichelen met een kaart: “Men kan het wichelen met een kaart het beste doen met een pendel en niet met een Y- of L- vormige roede. Een van de manieren is om de kaart met een ruitjespatroon in rechthoeken te verdelen (hoewel dit ook in gedachten kan worden voorgesteld). Daarop vraagt de wichelroedeloper welke rechthoeken de beste plaatsen bevatten om een put te slaan. De pendel geeft het antwoord.”
Pionier van het pendelen.
De beroemdste wichelaar die de bewegingen van de pendel bestudeerde, was Tom C. Lethbridge. Deze academicus uit Cambridge begon zijn onderzoek in 1930.
Aanvankelijk was Lethbridge ervan overtuigd dat de roeden reageerden op zwakke elektromagnetische velden. Na een langdurige serie experimenten ontdekte hij echter proefondervindelijk dat de lengte van de pendel bepaalde welke stof zou worden gevonden. Hij stelde een lijst op van exacte maten, waarin stond dat bijvoorbeeld een lengte van 22 inch (55,88 cm) de aanwezigheid van zilver of lood zou onthullen, terwijl ijzer om een lengte van 32 inch (81,28 cm) vroeg, maar zwavel slechts 7 inch (17,78 cm).
Nog vreemder is dat de pendel reageert op verschillende emoties en eigenschappen met een verschillende lengte voor vrouwelijke (29 inch, 73,66 cm) en mannelijke (24 inch, 60,96 cm) voorwerpen, inclusief dierlijke of menselijke resten.
Stephen Scammell, een andere Engelse wichelaar, heeft de resultaten van zijn levenswerk met wichelexperimenten gepubliceerd. Hij beweert dat wichelroedelopen in de Tweede Wereldoorlog werd gebruikt om onontplofte bommen op te sporen. Sindsdien wordt hij ingehuurd om begraven landmijnen te lokaliseren. De schaal van Scammels pendel verschilt van die van Lethbridge, maar geen van beiden waren de experimentele omstandigheden strikt genoeg om hun beweringen wetenschappelijk aanvaardbaar te maken. Één ding wordt duidelijk uit een overvloed van vaak tegenstrijdige bewijzen: wichelen werkt niet tenzij de wichelaar zich geheel op het gewenste voorwerp concentreert.
Sommige wetenschappers hebben gesuggereerd dat hypergevoeligheid voor kleine aanwijzingen, of de gave te reageren op een of andere onbekende aardenergie, bij succesvolle wichelaars een spiertrekking veroorzaakt, waardoor de roede beweegt. Maar de roeden worden vaak in dunne buisjes of garenklosjes gestoken (die dienen als handgreep), en worden niet direct aangeraakt. Deze theorie verklaart ook niet de veelgebruikte kunst van het wichelen met kaart en pendel.
De pendel.
Energiestraling.
De meeste theorieën gaan uit van het bestaan van een of andere vorm van aardenergie of elektromagnetische velden. Maar in tegenstelling tot de algemeen aanvaarde natuurwetten, schijnt de kracht en betrouwbaarheid van de bewegingen van de roede niet af te hangen van de diepte van het gevonden materiaal.
De meeste wichelaars geloven dat het verschijnsel een paranormale gave is, die berust op een directe verbinding tussen het gedachtenproces en het gezochte voorwerp. Het feit dat veel wichelaars geen instrumenten gebruiken, alleen hun uitgestrekte vingers, suggereert dat de bewegingen van de roede psychokinetisch zijn en worden beïnvloed door dat deel van de geest dat bij machte is om onontdekte energiestralen van het begraven voorwerp te voelen.
Y-vormige wichelroede.
De geest boven de materie.
Professor Vincent Reddish van de Universiteit van Edinburgh, voormalig Schots Koninklijk Astronoom, heeft wat orthodoxere onderzoeksmethoden gebruikt. Zijn resultaten, in 1993 gepubliceerd in The D-Force, bevestigen het bestaan van de kracht van de roede, gebaseerd op experimenten die wel gereguleerd waren maar niet onder strikt toezicht stonden. Reddish concludeerde echter dat deze kracht niet meer of minder te maken heeft met de geest als met zwaarte- of magnetische kracht, en niet noodzakelijkerwijs buiten de grenzen van de fysica valt.
Reddish suggereert dat er een stralingsveld bestaat rond ondergrondse voorwerpen als waterleidingen en kabels. Zijn theorie is dat subatomische deeltjes, die hij dowsons noemt, zich aan deze voorwerpen hechten en dat deze door wichelroedelopers ontdekt kunnen worden.
Veel hiervan is echter nooit bewezen en de conclusies van professor Reddish zijn gebaseerd op een zeer beperkte reeks experimenten en condities. Maar deze experimenten kunnen het succes van waterzoekers als Hans Schröter of de kwaliteiten van het wichelen met een landkaart niet verklaren.
Misschien komt Schröter nog de meeste eer toe vanwege zijn rol in het overtuigen van de sceptische wetenschappelijke wereld om een uitgebreider reeks van wichel-experimenten te bedenken. Dan zouden we misschien meer begrijpen van de condities waaronder de wichelroedeloper werkt.
Related articles
Het zesde zintuig — buitenzintuiglijke waarneming en onderzoek
Het zesde zintuig — buitenzintuiglijke waarneming en onderzoek Toen Barbara Garwell op een avond in 1993, net voordat ze in slaap viel, de koningin-moeder …
Kassamedewerkers herkennen vals geld sneller bij schone bankbiljetten
Kassamedewerkers herkennen vals geld sneller bij schone bankbiljetten Onderzoek van De Nederlandse Bank (DNB) en de Duitse Bundesbank heeft uitgewezen dat …
Op zoek naar de Ark van Noach — Durupinar-vondst onderzocht
Op zoek naar de Ark van Noach “Het is een door mensen gemaakt bouwsel, en het is zeker de Ark van Noach.” Met deze verbijsterende mededeling …