Bedrog bij paranormale claims
Al jarenlang hebben mensen fictieve bewijzen van paranormale activiteit; zelfs goochelaarstrucs krijgen het etiket bovennatuurlijk. Jenny Randles onderzoekt hoe serieuze onderzoekers te werk moeten gaan om bedrog te voorkomen.
De Spiritualistische Beweging begon in maart 1848, toen twee tienermeisjes uit Hydesville in New York (VS) beweerden dat ze berichten konden overbrengen van de doden. Hoewel er al meteen sterk aan hun beweringen werd getwijfeld, groeide het stel in de jaren daarna uit tot een internationale sensatie.
Tiener-trucjes
De populariteit van de meisjes reikte ook tot de Universiteit van Buffalo, waar onderzoekers besloten het bewijs te zullen leveren dat er trucs in het spel waren. Ze toonden aan hoe de twee meisjes, tijdens de zogenaamde channeling sessions makkelijk zelf — door hun kniegewrichten te laten kraken of met hun vingers te knippen — de klopgeluiden konden voortbrengen waaruit het “contact” met de doden bestond. Uiteindelijk sloeg een van de meisjes tijdens een ondervraging door en bekende dat de klopgeluiden bedrog waren geweest. Het zogenaamde bovennatuurlijke vermogen van de meisjes werd het eerst “ontdekt” door hun moeder, toen zij hen verraste tijdens een spelletje. Omdat zij dacht dat haar dochters inderdaad in gesprek waren met geesten, werden de meisjes echter het slachtoffer van hun eigen grap. Vandaag de dag gebeuren zulke dingen nog. Wat begint als een onschuldig geintje kan al gauw een heel eigen leven gaan leiden.
Wie erin gelooft, laat zich door niemand van de wijs brengen en wie er niet in gelooft, zal dat ook nooit doen. Zelfs als iemand heeft toegegeven de boel te hebben geflest, blijven de echte gelovers soms star volhouden dat het allemaal wel echt was en dat mensen nu eenmaal vaak worden gedwongen tot valse bekentenissen.
Maar de onderzoekers die zich in paranormale praktijken verdiepen, kunnen zich geen eigen mening veroorloven. Ze weten maar al te goed hoe vaak het voorkomt dat iemand een grap uithaalt en ze moeten een zesde zintuig ontwikkelen om die gevallen er meteen uit te pikken. Tot 1973 had nog nooit iemand beweerd een lepel te kunnen buigen door hem alleen maar vast te houden. Maar toen kwam Uri Geller. Voordat hij naar Amerika — en later naar Europa — ging, verdiende Geller in zijn geboorteland Israël zijn brood met goochelen.
Een handigheidje?
Geller had veel critici, onder wie de nodige goochelaars. Zij waren ervan overtuigd dat hij tovertrucs liet doorgaan voor paranormale krachten, maar Geller hield met klem vol dat er geen bedrog in het spel was en dat hij echt over bijzondere talenten beschikte. Sceptici toonden aan dat het niet moeilijk was om Geller na te doen: je publiek afleiden en onderwijl de lepel snel in je hand buigen. Dan houd je de lepel omhoog, waarbij je hand het gebogen gedeelte aan het oog onttrekt. Zo kun je de omgebogen steel stukje bij beetje tonen, waardoor het publiek denkt dat ze het metaal voor hun ogen zacht zien worden. Maar de sceptici hadden één probleem: het op die manier demonstreren van een illusie betekende nog niet vanzelfsprekend dat Geller echt zo te werk ging.
Bij telepathie gaat het ook vaak zo. Goochelaars doen al sinds jaar en dag aan gedachtelezen. Gewoonlijk wordt iemand uit het publiek gevraagd om iets uit te kiezen dat zich buiten het blikveld van de goochelaar bevindt: dit moeten ze dan op een stukje papier tekenen. Als het erop aankomt, kunnen maar weinig mensen echt iets tekenen. De meeste mensen tekenen een huis, omdat ze zich uit hun jeugd herinneren dat ze dat tenminste konden.
Ingenieuze technieken
Met enige ervaring kan een goochelaar in de ogen van de tekenaar lezen wat zijn pen tekent. Met zulke technieken, of met gecodeerde verbale aanwijzingen van assistenten in de zaal, is het mogelijk om ongewoon accuraat over te komen bij het beschrijven van het onzichtbare. Onderzoekers moeten rekening houden met zulke technieken. Als er echte telepathie in het spel is, kun je de mensen die deelnemen aan het experiment ook los van elkaar in afgesloten ruimtes neerzetten. Uri Geller heeft zich vaak bereid verklaard mee te doen aan dit soort experimenten, maar hij is een uitzondering. Willen ze niet alleen de meest goedgelovige mensen overtuigen, dan moeten onderzoekers leren om zulke voorwaarden te stellen aan mensen die beweren over bovennatuurlijke krachten te beschikken.
Ondanks zijn spreekwoordelijke betrouwbaarheid in het registreren is de camera altijd al betrokken geweest bij oplichtersgrappen. Een gebruikelijk trucje uit de Victoriaanse tijd was om een negatief waarop een “geest” stond, te projecteren over een ander waarop je het “medium” zag, starend in het oneindige. Zo werd een geloofwaardige afdruk geproduceerd van een geestverschijning.
Tussen 1917 en 1920 was er sprake van de beroemde “Cottingly Fairies”-foto’s. Ze werden gemaakt door twee meisjes die plaatjes uit boeken knipten, ze ophingen en ermee op de foto gingen. Tegenwoordig zou niemand meer voor dergelijke trucs vallen — als je goed kijkt zie je hoe het plaatje van een ongeloofwaardige kabouter met een hoedenspeld is bevestigd — maar destijds waren er genoeg intelligente en invloedrijke mensen die erin liepen. Een van hen was de beroemde schrijver Arthur Conan Doyle.
De meisjes hadden niet kunnen bevroeden dat hun geintje zo ver zou strekken. Hun succes was te danken aan twee dingen. Ten eerste kwam niemand op het idee dat de twee tieners misschien wel niet zo onschuldig waren als ze eruit zagen. En ten tweede wilden veel mensen gewoon geloven in het bestaan van elfjes en kabouters. Pas in 1983 bekende het tweetal, inmiddels oude dames, dat hun foto’s nep waren geweest.
Nepfoto’s van ufo’s
In de jaren ‘40 en ‘50 werden er veel foto’s gepubliceerd van buitenaardse “ruimteschepen”. Daarmee werd een ufo-rage aangewakkerd, vooral in de V.S. Ook hier geldt dat die foto’s tegenwoordig niemand zouden bedotten. Vaak werd er een model van een ruimteschip aan een touwtje aan een boomtak gehangen, of men gooide met een draaiende beweging een voorwerp op, om het dan snel te kieken. Maar in 1962 was er een jongetje dat zowel een vooraanstaande ufo-groep als het Luchtvaartministerie wist te misleiden. Hij schilderde donkere vlekken op een glasplaat en filmde bewegende beelden van de lucht door de glasplaat heen, waardoor het leek alsof er wazige ufo’s voorbij zweefden. Deze zaak opende eindelijk de ogen van de ufo-wereld. Sindsdien worden alle foto’s in principe als verdacht beschouwd, waarbij de bewijslast wordt gelegd bij de maker van de foto. Op een manier die in de dagen van de eerste ufo-foto’s ondenkbaar was, is het met de moderne technologie mogelijk om foto’s te onderwerpen aan een grondig onderzoek. NASA heeft computerprogrammatuur ontwikkeld waarmee ver weg in de ruimte beelden kunnen worden opgebouwd. Ze worden elektronisch gescand en dan in de vorm van radiogolven naar de aarde gestuurd. Atmosferische storingen verzwakken het signaal, maar het computerprogramma kan het beeld weer ophalen.
Als je deze technologie zou toepassen op gewone foto’s, zou je zichtbaar kunnen maken dat sommige objecten niet zijn wat ze lijken te zijn.
Nu onderzoekers waakzamer zijn bij het onderzoeken van foto’s, zijn er heel wat ufo-kiekjes door de mand gevallen. Computertechnieken kunnen ook in het voordeel werken van wie paranormale nepfoto’s wil maken. Met computertechnieken gaat het een stuk makkelijker en het resultaat is zeer overtuigend.
Related articles
Handlezen — Het lot in eigen hand?
Handlezen: Het lot in eigen hand? Nu de oude kunst van het handlezen in medische kringen steeds meer op waarde wordt geschat, onderzoekt dit artikel of we de …
Superzintuigen — Synesthesie en bewustzijn
Superzintuigen Het leek zó echt dat hij het koele, ronde oppervlak kon aanraken. En het was volmaakt glad, als van een glazen pilaar. Hoewel Michael Watson wist …
Waar waart de geest? — Telepathie, bewustzijn en wetenschappelijke inzichten
Waar waart de geest? Zijn de traditionele opvattingen van de wetenschap over onze geest in strijd met paranormale verschijnselen als telepathie? Anthony North …