Spookgeluiden: stemmen op band en communicatie met de doden

Maurice Grosse was in 1993 bezig met een lezing voor Mensa, over het beroemde Poltergeist-geval van Endfield toen zijn bandrecorder plotseling vastliep. De ervaren paranormale onderzoeker vroeg om hulp uit het publiek, en toen collega’s en luisteraars de recorder onderzochten stonden ze paf. David Fontana, voorzitter van de Society for Psychical Research, verklaarde later: “De band was vastgelopen op een manier die de wetten van de mechanica tartte.” Was het feit dat er met de band was omgesprongen op een “onmenselijke” manier, het bewijs dat een kwaadaardige geest het niet eens was met het laten horen van de stemmen van geesten?

Geschreeuw van geesten

De komst van draagbare opnameapparatuur opende veel perspectieven voor paranormale onderzoekers. Onlangs was er een geval in Chingle Hall, bij Preston, in Engeland, waar de eigenaars al een paar jaar groepen toestaan nachtwakes te houden. Er is een aantal vreemde geluiden opgenomen, en veel bezoekers zeggen geheimzinnige monnik-achtige wezens te hebben gezien. Maar niets had een groep van zes vrienden voorbereid op wat hen overkwam in de vroege uren van 30 maart 1995.

Het was Peter Andrews derde bezoek aan Chingle. Eerder had hij al een blauwe lichtbal waargenomen in een van de kamers. Maar deze keer was de nacht relatief rustig. Tot alles om half zes ’s ochtends helemaal veranderde.

De groep zat in de met kaarsen verlichte Grote Hal. Plotseling werden ze opgeschrikt door een verschrikkelijke, bloedstollende schreeuw. De heer Andrews vertelde aan de paranormale onderzoeker Peter Hough: “Plotseling hoorden we de schreeuw van een man — een angstwekkende schreeuw. Iedereen was er helemaal van ondersteboven.”

Twee vrouwen in de groep, Lesley en Karen, begonnen van de weeromstuit ook te schreeuwen. “Het leek alsof het geluid door de kamer naar me toe kwam vliegen,” zei Lesley. “Het kwam van het plafond en was erg hard.” Toen ze van de schrik bekomen waren, rende de groep naar boven en inspecteerde de gang. De eigenaren van de Hall en twee verwanten lagen boven te slapen. Een van hen kwam zijn kamer uit om te kijken wat er aan de hand was, omdat hij de meisjes had horen gillen. De eerste schreeuw was inderdaad heel luid geweest. Een kleine, door geluid geactiveerde taperecorder, die in een kamer aan het andere eind van het gebouw stond, had hem duidelijk opgenomen, evenals de reactie van het groepje. Was dit de angstschreeuw van een dode, of was het een slimme truc? Ondanks zeer diepgaand onderzoek kunnen onderzoekers de vraag nog niet beantwoorden.

Duivelse stemmen

Het lijkt erop dat vreemde stemmen op de band verschijnen wanneer men dit het minst verwacht. Op 9 september 1991 luisterde zakenman Bryan Lynn uit Manchester zijn antwoordapparaat af en hoorde iets waar hij kippevel van kreeg. Tussen de boodschappen van vrienden en zakenrelaties hoorde hij een stem die nogal duivels klonk.

Ook na eindeloos opnieuw afluisteren was het onmogelijk duidelijk te krijgen wat er precies werd gezegd, hoewel de woorden “word ik gedwongen om” en “ik haat je” konden worden gehoord in de tien seconden durende opname. Bryan kent niemand die zo’n geintje met hem zou willen uithalen, en uit een onderzoek van het bandje is niets bijzonders gebleken.

Jaren daarvoor werden er al ongewone geluiden gehoord op een band waarmee vogelgeluiden waren vastgelegd, en toen begon een omstreden nieuw hoofdstuk in het paranormale onderzoek.

Het was de Zweedse filmproducent Friedrich Jurgenson die in 1959 deze opname had gemaakt. De stemmen bespraken de vogelgeluiden, hoewel er toen niemand in de buurt was. Desondanks vroeg Jurgenson zich af of zijn apparatuur radiosignalen had opgepikt. Hij deed wat experimenten en nam meer stemmen op, die hem persoonlijk toespraken en beweerden dat ze de geesten van dode vrienden en verwanten waren. In 1964 publiceerde hij de resultaten van zijn werk in een boek dat Stemmen uit het universum heette, en waardoor geleerden Jurgensons beweringen gingen onderzoeken.

Team van deskundigen

De Duitse psycholoog Hans Bender van de Universiteit van Freiburg en dr. Konstantin Raudive, ex-professor in de psychologie aan de universiteiten van Uppsala en Riga, vormden een team met de natuurkundige dr. Alex Schneider en de elektronica-ingenieur Theodor Rudolph, om de mogelijkheid te onderzoeken stemmen van doden op te nemen.

Volgens dit team van deskundigen werd de verbijsterende hoeveelheid van 100.000 stemmen opgenomen, die zinnen en delen van zinnen uitspraken, waarvan de meeste moeilijk te duiden waren.

Professor Bender merkte in een wetenschappelijke verhandeling op: “een uitgebreid onderzoek met beter technisch materieel, in mei 1970, maakte het heel waarschijnlijk dat de stemfenomenen een paranormale oorzaak hebben.”

Het boek van dr. Raudive, Doorbraak, trok de aandacht van de Engels uitgever Colin Smythe, die de vertaalrechten wilde kopen. Maar eerst wilde hij bewijs dat EVP (Elektronische Stem Fenomenen) echt bestaan. Op aanwijzingen van Raudive nam hij een stem op die collega Peter Bander herkende als zijn overleden moeder.

De Daily Mirror sponsorde een aantal serieuze experimenten die door onafhankelijke wetenschappers werden gecontroleerd. De elektronica-ingenieurs Ray Prickett en Keith Attwood van Pye Ltd. filterden als voorzorg mogelijke radiosignalen uit de vier bandrecorders die in het experiment werden gebruikt. De stemmen spraken in diverse talen, klonken zacht en waren moeilijk te verstaan, maar een aantal was heel duidelijk. Sommige leken zich te richten tot personen in de kamer.

Dat was op zijn minst gezegd interessant, maar in oktober 1977 maakte de rijke Amerikaanse uitvinder George Meek aanspraak op een nog grotere doorbraak: tweezijdig radioverkeer met de doden.

George Meek en zijn team hadden een apparaat ontworpen en gebouwd dat geavanceerde elektronica gebruikte om kleine groepjes radiofrequenties mee te zenden met één enkele gegenereerde toon. Volgens Meek moest een geest vervolgens één of meerdere van deze frequenties veranderen om zo een boodschap te plaatsen op het achtergrondgeluid. Maar de apparatuur leek voor een deel afhankelijk te zijn van de paranormale gaven van Meeks’ assistent, Bill O’Neil. Deze nam diverse gesprekken op, in het bijzonder met twee geesten die “Doc Nick” en “dr. Müller” heetten.

Sommige opnames zijn inderdaad heel duidelijk, hoewel “Müller” met een elektronische synthesiser-stem sprak. Daarop beschuldigden critici O’Neil ervan een nep-stem te produceren met een kunstmatig strottehoofd. Maar Will Gerney, die Meek had geholpen met het oorspronkelijke ontwerp, probeerde op diverse manieren om de stem na te bootsen — zonder resultaat. Uitdraaien van de stempatronen lieten zien dat de stemmen verschillend waren. O’Neil voerde geen gesprek met zichzelf.

“Dr. Müller gaf zelfs aanwijzingen voor het verbeteren van de apparatuur. Meek noemde het project ‘Spiricom’ en stelde kopieën van Müllers ontwerpen ter beschikking van iedereen die zijn werk wilde nadoen. Hij wilde er geen geld mee verdienen, maar had bedacht dat als er bewijs was voor leven na de dood, mensen hun gedrag jegens elkaar en hun omgeving zouden veranderen.”

Een van de mensen die erin slaagde Meeks werk na te doen, was de Duitse ingenieur Hans Otto König. Hij demonstreerde het apparaat bij Radio Luxemburg, en binnen een paar seconden zei een onverwachte stem: “Otto König maakt radiocontact met de doden.” Presentator Rainer Holbe en de studiotechnici vergewisten zich ervan dat er geen trucage in het spel was.

De Engelse EVP-deskundigen Raymond Cass en Alex MacRae waren onder de indruk van Spiricom, hoewel MacRae wat bedenkingen had. Hij vroeg zich af waarom al de communicerende geesten dode Amerikanen waren die moderne, platte uitdrukkingen gebruikten.

De ongelovige wetenschappelijke wereld en vijandige media zorgden ervoor dat Spiricom nooit objectief werd onderzocht. Uiteindelijk promoveerde dr. Müller naar een hoger niveau, en was de belangrijkste contactpersoon verdwenen. Een reeks persoonlijke rampen, waaronder een brand in O’Neils laboratorium haalden de vaart uit het project. Maar vlak voordat hij verdween, voorspelde dr. Müller dat de volgende stap communicatie via de televisie zou zijn.

Camera voor de doden

En inderdaad, in 1985 kwam een Zwitserse elektronica-liefhebber, Klaus Schreiber, naar buiten met zijn “Vidicom”-apparaat. De Vidicom was ontwikkeld op basis van Meeks oorspronkelijke Spiricom-ontwerp, en bestond uit een aangepaste televisie zonder antenne, waar hij een camera op richtte. Op de een of andere manier werden er vluchtige beelden opgenomen van Schreibers overleden vrienden en verwanten.

Sinds die tijd hebben verschillende andere onderzoekers de uitdaging aanvaard, met hulp van video, computers en zelfs faxapparaten, om een tweezijdige communicatie met de doden op te zetten. Er is een nieuwe naam voor bedacht: “instrumentele transcommunicatie” (ITC). Dit onderwerp is net zo omstreden geworden als EVP en Spiricom.


Related articles

Het mysterie van het wichelroedelopen

Het mysterie van het wichelroedelopen Wichelroedelopen is waarschijnlijk het enige paranormale gebied van commercieel belang. Het is van praktisch nut en het …

Sfinx — Geparkeerde pagina en doorverwijzing

Sfinx — geparkeerde pagina De opgegeven pagina bevat geen eigen artikelinhoud. In plaats daarvan gebruikt de pagina een frameset die naar een parkeerpagina van …

Bijgeloof en geluk: waarom we rituelen blijven volgen

Bijgeloof en geluk: waarom we rituelen blijven volgen Is bijgeloof niets meer dan irrationeel geloven? Onderzoekers speuren naar de achtergrond van deze oude …