De Azteken: beschaving, cultuur en verovering
In 1519 zette Hernán Cortés voet aan land in het gedeelte van Centraal-Amerika dat heden bekend staat als Mexico. Hij verwachtte er goud te zullen aantreffen en dat deed hij ook. Maar wat hij niet verwachtte, was de grote Azteekse beschaving. De Azteken waren in talloze opzichten verder ontwikkeld dan de Europeanen, desalniettemin werden ze overwonnen door Cortés en zijn mannen.
Afkomstig van de vlakten van Aztlan ergens in noordwest Mexico, trokken de Azteken volgens hun legenden langzamerhand zuidwaarts. Na een tijdsbestek van ongeveer een eeuw betrokken ze een gebied nabij het Texcoco-meer. Daar stichtten ze in 1325 hun hoofdstad Tenochtitlan. Deze grote stad heeft wellicht meer dan 200.000 inwoners geteld en is de basis voor het hedendaagse Mexico-Stad.
De Azteken ontwikkelden een complexe samenleving en een ingewikkeld regeringsapparaat met aan het hoofd een keizer. Ze maakten talloze wetenschappelijke vorderingen, in het bijzonder op het gebied van de astronomie en medicijnen. Ze hadden ook een ingewikkelde geloofsvorm; belangstelling voor kunst, landbouw en sociale omgangsvormen namen een groot deel van hun tijd in beslag.
Het Azteekse rijk bloeide rijk tot de komst van Hernán Cortés, die de Azteken versloeg en hun keizer, Moctezuma II, doodde. Vanaf dat moment raakte het rijk in verval, maar onze achting voor dit rijk is er nog steeds.
Sociale structuur en regering
In de Azteekse cultuur is de familie, net als in zovele andere culturen, enorm belangrijk. Er waren verscheidene organisatie-levels in een Azteekse familie met als beginpunt de basis-gezinseenheid. Deze basis-gezinseenheid bestond uit twee ouders en hun ongetrouwde kinderen. De hoofdfuncties van deze basis-gezinseenheid waren het zorgen voor onderwijs voor de kinderen en het bereiden van voedsel. Veel basis-gezinseenheden sloten zich echter bij elkaar aan om zo één grote familie te worden. De huishoudens van deze grote families werden toevertrouwd aan diverse broers en hun familie. De belangrijkste functies van deze uitgebreide families waren het coördineren van het landgebruik en de voedselproductie (kweken van gewassen). In de meeste gevallen bestond een uitgebreide familie slechts uit een paar basis-gezinseenheden. In de grote steden groeiden de families vaak tot enorme grootte.
Ofschoon de uitgebreide families het land bewerkten, hadden ze het normaal gesproken niet in bezit. Ze mochten het gebruiken van de calpulli waar ze toe behoorden. Calpulli waren groepen families die het gebruik van het land controleerden en daarnaast ook andere territoriale en sociale functies hadden. De meerderheid van de calpulli had een telpuchcalli, een school voor jonge mannen. Een andere functie van de calpulli was als belastingdienst. Het rijk inde belasting van elke calpulli, die op zijn beurt weer belasting inde van de families die lid waren.
De meeste calpulli van het platteland waren gebaseerd op hun afkomst. Met andere woorden, de leden van een plattelands-calpulli geloofden dat ze afstamden van gemeenschappelijke voorouders. In de steden waren de calpulli gebaseerd op geografische, politieke en beroepsmatige overeenkomsten. In beide gevallen waren de calpulli een hecht geheel en soms zelfs geïsoleerd van andere calpulli, zowel in politiek als fysiek opzicht.
(In de originele pagina stonden afbeeldingen met bijschriften, bijvoorbeeld: “De Maïs-godin.”)
In stedelijke gebieden zoals Tenochtitlan stichtten de geleerdste en machtigste leiders van elke calpulli een stadsraad. Deze leiders kozen op hun beurt weer vier hoofdleden. Eén van deze hoofdleden werd dan weer verkozen tot tlatoani, oftewel leider van de stad. Aldus hadden de Azteekse steden een multi-level semi-democratisch regeringssysteem. Er moet echter op gelet worden dat de leiders van Tenochtitlan (zij waren ook de leiders van het totale rijk) gekozen werden op erfelijke basis.
Gelijk onder de leider op de sociaal-economische schaal kwamen de edelen — de priesters, de strijders en de administrateurs (zoals de belastinginners). Nog lager op de ladder kwamen de gewone soldaten, de boeren en slaven. De Azteken gedoogden slavernij als vorm van straf voor ernstige misdaden, maar zelfs de slaven hadden rechten; hun familie en nakomelingen bleven vrije mensen. Als een slaaf de tijd vond om ander werk te doen naast zijn gewone taken, kon hij zijn vrijheid kopen. Een speciale klasse, de pochteca (kooplieden en handelaars), stond onder de edelen maar boven de “gewone” mensen. Ze leefden onafhankelijk van de anderen en hadden veel meer rechten dan de rest.
Ofschoon iedere burger van het rijk vanaf zijn geboorte tot een bepaalde klasse behoorde, was het mogelijk om van positie te veranderen op de sociale ladder. Ernstige misdaden werden gestraft met tijdelijke of levenslange slavernij, dit gold ook voor de edelen. Het was zelfs zo dat de edelen aan een hogere standaard werden gehouden, omdat het hun plicht was om als voorbeeld te dienen voor de rest van de bewoners van het rijk. Aan de andere kant werden goede daden beloond; soldaten die hun moed bewezen in een veldslag werden toegelaten tot bevoorrechte militaire ordes.
Zodra Tenochtitlan de belangrijkste stad werd van het rijk, werd de leider de onbetwistte heerser van het gehele rijk en kreeg hij de titel Huey Tlatoani. Na verloop van tijd vormde zich het geloof dat de Huey Tlatoani een afstammeling van de goden was, en werd hij vereerd als een god. Hij vervulde de functies van stamhoofd, bevelhebber en hoofdpriester. Hij was tegelijkertijd hoofdadministrateur, militair en religieus leider. Hij was oppermachtig.
Grote leiders van het Azteekse rijk
- Acamapichtli — De Grijsharige — 1376–1396
- Huitzilihuitl — ? — 1397–1417
- Chimalpopoca — Het Rokende Schild — 1418–1427
- Itzcoatl — De Slang van Obsidian — 1428–1440
- Moctezuma I — De Edele — 1441–1469
- Axayacatl — Gezicht van Water — 1470–1481
- Tizoc — Ill-Het Been — 1482–1486
- Ahuitzotl — Man van Water — 1487–1502
- Moctezuma II — De Edele — 1503–1520
- Cuitlahuac — ? — 1520–1521
- Cuauhtemoc — Hij die nederdaalt als een Adelaar — 1520–1521
Landbouw en veeteelt
Ofschoon het geloof een belangrijke motiverende factor was in het leven van de Azteken, vormde het boerenbedrijf de hoofdactiviteit. Het merendeel van het Azteekse leven draaide om deze activiteit, die borg stond voor de voedselvoorziening van de groeiende bevolking. Omdat het land dat de Azteken bezaten niet vruchtbaar genoeg was om genoeg voedsel voor de gehele bevolking te zorgen, moesten de Azteken op zoek naar een methode om de productiviteit te verhogen. Deze methoden hielden irrigatie, bemesting en zelfs het bouwen van terrassen op de heuvels in. Het meest originele idee echter was de uitvinding van chinampas.
(In de originele pagina stond een afbeelding met bijschrift: “De godin Cihuateoti.”)
Chinampas waren drijvende tuinen die waren aangelegd op de moerassen. Het aanleggen hiervan was een relatief simpel proces. In de eerste plaats werden er kanalen aangelegd door de moerassen. Daarna werd de modder uit deze kanalen op matten gelegd, die gemaakt werden van stro en kruiden. Vervolgens werden er bomen op de hoeken van deze matten geplant. Zodra deze bomen wortel schoten zaten de chinampa stevig op hun plaats. Als de drijvende eilanden eenmaal stevig en bruikbaar genoeg waren, plantten de Azteken er hun hoofdgewas op: maïs. Ook kweekten zij er diverse groenten (zoals avocado’s, bonen, chili-pepers en tomaten), en soms zelfs bloemen. Helaas hadden de Azteken geen dieren of machines om hen op het land te helpen, ze hadden zelfs geen ploegen. Het was dus van het hoogste belang dat ze zacht land hadden. Gelukkig voor de Azteken waren de chinampas zacht genoeg, zodat het mogelijk was om te planten met als gereedschap alleen een puntige stok.
Nadat er een oogst (meestal maïs) was binnengehaald, werd het op verschillende manieren bewerkt. De gebruikelijkste manier was het pletten met behulp van een ronde maalsteen (mano) tegen een platte steen (metate). Bij dit proces verkregen de Azteken maïsmeel. Dit meel werd gebruikt bij de bereiding van tortillas, hetgeen het hoofdvoedsel was voor de lagere klassen. De hogere klassen aten ze ook, maar hadden daarnaast ook andere voedselkeuzes, waaronder kalkoen, eenden en ganzen. Omdat er niet veel van deze dieren werden gekweekt, was het zeldzame vlees van deze dieren alleen voor de welgestelden bedoeld. Een andere voedselbron was de maguey-plant. Het sap van deze plant vormde een belangrijk bestanddeel voor een bierachtige drank genaamd pulque. Naast pulque werd de maguey-plant ook gebruikt voor naalden (de dorens van de plant) en touw (gemaakt van de vezels).
Geloof
De Azteken hadden, in tegenstelling tot veel Europese geloven, een ingewikkeld geloofssysteem waarin veel goden voorkwamen. Het basismythologische idee is dat Coatlique het leven schonk aan een dochter (de maan) en zonen (de sterren). Later schonk zij ook nog het leven aan Huitzilopochtli, de god van de oorlog en de zon. Huitzilopochtli doodde de goden van de maan en de sterren omdat die van plan waren Coatlique te vernietigen. De mythe gaat verder met de ontwikkeling van vele andere goden en godinnen, waaronder Centeotl (god van de maïs), Ehecatl (god van de wind), Mictlantecuhtle (god van de dood), Quetzalcoatl (god van de studie en beschaving), Tlaloc (god van de regen), Tlaloc’s zuster Chalchihuitlicue (godin van het water) en Xiuhtecuhtle (god van het vuur).
(In de originele pagina stond een afbeelding met bijschrift: “De watergodin.”)
Deze en vele andere goden werden door de Azteken geprezen en vereerd als onderdeel van hun dagelijkse leven. Het gebed was een belangrijk onderdeel van de Azteekse cultuur, en het was dan ook niet ongebruikelijk om te bidden voor alles van gezondheid tot succes in de oorlog. Een veel gebruikt gebed was het gebed voor leven. Omdat zij hun goden aanbaden boven alles, zagen zij zichzelf als nietig en slecht. Dat is dan ook de reden dat ze zo vaak tot de goden om hun leven baden. Volgens sommige theorieën was de Azteekse bevolking zeer gezond (tot de komst van de Europeanen), en het is aannemelijk dat de Azteken dit als een bewijs zouden hebben gezien dat de goden hun gebeden hadden verhoord. Ze gingen toen door met bidden, met nog grotere bezieling. De belangrijkste goden waartoe gebeden werd waren Quetzalcoatl (god van de studie en beschaving) en Huitzilopochtli (de god van de oorlog en de zon). Aan de goden van de zon, regen en de maïs werden ook regelmatig gebeden gericht. Naast gebeden werden de goden ook regelmatig geëerd met dierlijke offers en zelfkastijding.
De legendes vertellen dat de Azteekse priesters vaak mensen offerden. Gebruikelijke offers waren de krijgsgevangenen. Bij belangrijke ceremonies boden hooggeplaatste Azteken zichzelf vrijwillig aan als offer aan de goden. Het aantal doden in een jaar kon oplopen tot een duizendtal. Er is echter een tegensteld gezichtspunt. De enige geschreven verslagen van deze offers zijn van de hand van Hernán Cortés of van zijn historicus Bernal Díaz del Castillo. Rekening houdend met het absolute gebrek aan moraal van de kant van Cortés, lijkt het erg wel mogelijk dat hij heeft overdreven of gelogen over de Azteken om zodoende zijn moorddadige gedrag tegenover hen te rechtvaardigen. Het kan ook mogelijk zijn dat wat hij zag als menselijke offers, de Azteekse vorm was van de doodstraf. Gezien het feit dat Cortés slechts enkele van deze “offers” heeft gezien, is de laatste uitleg zeer aannemelijk. Cortés’ kennis van de Azteekse cultuur was niet groot genoeg om het verschil te kunnen zien tussen het eventueel offeren van krijgsgevangenen of het ter dood brengen van een zware misdadiger. En dan is er altijd nog de mogelijkheid dat Cortés heeft gelogen over wat hij gezien heeft en dat er nooit zulke executies/offers hebben plaatsgevonden. Een mogelijke reden is het feit dat Cortés zijn gedrag tegenover de Azteken op deze manier heeft willen rechtvaardigen.
De Azteken leefden volgens een religieuze kalender van 260 dagen, die in combinatie met hun wetenschappelijke kalender van 365 dagen een cyclus creëerde van 52 jaar. Aan het einde van zo’n cyclus doofden de Azteken hun “harte-lichten” en staken nieuwe aan, om zo de nieuwe cyclus in te huldigen. Dit werd gevolgd door uitgebreide festiviteiten.
(In de originele pagina stond een afbeelding met bijschrift: “Coatlique.”)
Het Azteekse geloof was nauw verbonden met hun wetenschappen zoals astronomie en medicijnen. Landbouw en veeteelt waren ook met het geloof verbonden, en omdat de Azteekse samenleving was gebaseerd op het boerenleven waren de belangrijkste goden die van de regen, het maïs en de wind.
De kunst
De favoriete artistieke bezigheid in de Azteekse beschaving was het beeldhouden. De meeste beelden werden gemaakt van kalksteen dat overvloedig aanwezig was, en nog steeds is, in centraal Mexico. Zoals in de meeste andere beschavingen, was de Azteekse kunst direct verbonden met het geloof. Het beeld van de godin Cihuateoti is daar een voorbeeld van. Naast kalksteen gebruikten de Azteken ook andere materialen zoals basalt. Het beeld van de Azteekse maïs-godin is een voorbeeld van een beeld gemaakt van basalt. De beide beelden zijn gedateerd eind 15de – begin 16de eeuw. De belangrijkste figuur binnen de Azteekse religie was Coatlique, en de Azteekse kunst is vervuld van representaties van haar in verschillende verschijningen. De meeste van deze vormen bestaan uit allerlei soorten slangen. Naast beelden maakten de Azteken vele andere religieus getinte (en sommige niet-religieus) voorwerpen. Jade werd bijvoorbeeld gebruikt om allerlei soorten maskers te maken. Veel van dergelijke voorwerpen werden op de markt verkocht door handelaren die op doorreis waren.
Het ontwerpen en maken van kleding was een andere kunstvorm. Azteekse vrouwen maakten sierlijke kleding voor de hogere klassen. Deze kleding werd versierd met kralen, bloemen en kostbare metalen. Kostbare metalen werden in de afgelegen gebieden van het rijk gevonden. Goud was de drijvende factor achter Cortés’ veroveringszucht.
De wetenschappen
De Azteken maakten enorme vorderingen op het gebied van hun wetenschappen, speciaal op het gebied van de astronomie. Eén van de belangrijkste gebeurtenissen van de Azteekse geschiedenis is de bouw van de Kalendersteen. Gedurende 52 jaar (van 1427 tot 1479) hebben de Azteken gewerkt aan de bouw van deze Kalendersteen. Deze Kalendersteen is gemaakt van een massief rotsblok van ongeveer 60 cm dik, 3,60 meter in doorsnede en weegt ongeveer 24.000 kg. Op de Kalendersteen zijn pictogrammen aangebracht die betrekking hebben op de dagen en maanden van de Azteekse kalender.
De Azteekse kalender was een opmerkelijke demonstratie van de vorderingen die gemaakt waren door de Azteken op het gebied van de astronomie. Hij had 18 maanden met elk 20 dagen, oftewel 360 dagen. Zodoende zou een jaar neerkomen op 360 dagen. De Azteken hadden echter het jaar vastgesteld op 365 dagen en daarom voegden ze 5 dagen toe die zij Nemontemi, oftewel heilige dagen, noemden. We moeten hierbij goed in het achterhoofd houden dat dit zich 103 jaar voor de komst van de Gregoriaanse kalender afspeelde. Dit toont aan hoever de Azteken ontwikkeld waren op dit gebied.
Naast astronomie stond ook de ontwikkeling van de geneeskunst hoog in het vaandel. Op dit gebied waren ze uitermate goed ontwikkeld. Terwijl menig Europeaan de kruidendokterij van de Azteken afdeed als heidense praktijk, of zelfs hekserij, overtrof de medische kennis van de Azteken die van menig dokter in Europa in die tijd. Azteekse medicijnen waren gebaseerd op twee hoofdgebieden: spirituele genezing en het gebruik van kruiden. Veel van de ziekten die de Azteken troffen werden toegeschreven aan religieuze oorzaken: een boze godheid, slechte geboortetekens of iets met hetzelfde effect. Het was dus niet meer dan logisch dat de eerste stap op weg naar genezing het gebed was en soms een dierlijk offer. Hier werd het gebruik van kruiden aan gekoppeld. Zelfs vandaag de dag kan menig goed werkend kruidenmiddel gevonden worden in de landen van Centraal-Amerika. De Azteken kenden de kracht van kruiden erg goed en concentreerden zich in hun medische studie op de uitwerkingen van deze kruiden. Gedurende vele generaties verzamelden de Azteken een enorme bron aan kennis over de kruiden die ze in hun wereld konden vinden. Het is belangrijk om te weten dat de Azteken zich concentreerden op de genezing van de symptomen van een ziekte in plaats van zich te richten op de oorzaak van een ziekte. De reden hiervoor is ook weer terug te vinden in hun geloof; zij dachten dat als een godheid hen met een ziekte aanstak zij toch niets konden doen aan de onderliggende oorzaak. Ze dachten op de manier van een goed gelovend Azteek dat ze mochten proberen om een patiënt te genezen. Hun logica bracht dit als volgt: “Als de goden deze man willen laten lijden, kunnen ze mijn kruiden krachteloos maken. Dus als het medicijn werkt, betekent het dat de goden willen dat deze man beter wordt.” Deze logica weerhield de religieuze leiders ervan de studie naar medicijnen te verbieden, zoals het ook lange tijd in Europa verboden is geweest. Deze logica opende deuren voor talloze helers en oplichters om patiënten te helpen en hun pijn te verzachten zonder dat ze bang hoefden te zijn voor de wraak van de goden. Zodoende kon de kruidengeneeskunst bloeien in het Azteekse rijk en doorgegeven worden van generatie op generatie.
(In de originele pagina stond een afbeelding met bijschrift: “Azteekse kalendersteen.”)
Gedurende de eeuwen zijn er talloze beschavingen gegaan en gekomen. Een beschaving wordt niet als volwaardig gezien als ze niet één of ander schrift ontwikkeld hebben. De Azteken hebben een schrift ontwikkeld waarin ze gebruik maken van pictogrammen. Pictogrammen zijn simpele tekeningen die gebruikt worden als een vorm van geschrift. In de Azteekse cultuur stellen sommige pictogrammen een heel idee voor, sommige een geluid en weer andere slechts een lettergreep. De Azteken hadden dus een schrift dat zich met menig andere beschaving kon meten, zelfs die van de Egyptenaren en Europeanen. Met dit systeem maakten ze vele geschriften waarin ze de gang van zaken binnen het rijk opnamen. Dankzij deze geschriften hebben we veel over de Azteekse religie en samenleving leren kennen.
Handel, economie en handelaars
In de Azteekse cultuur was de handel een belangrijk deel van het dagelijkse leven. Het was echter geregeld op een manier die nogal verschilde van de traditionele manier. In de eerste plaats kenden de Azteken het gebruik van metaal geld niet. Ze hadden echter wel een betaalmiddel, en dat waren cacaobonen. Deze werden behandeld als een kostbare substantie, en de Azteken gebruikten ze om chocolade te maken. Dit betaalmiddel werd voornamelijk gebruikt op de plaatselijke markten, alwaar men gereedschappen, kleding en tegen een rijke betaling ook sieraden kocht. Dit betaalmiddel was ook in gebruik bij de handelsgroepen die naar het zuiden reisden, naar gebieden die nu bekend zijn als Guatemala, Belize en Honduras. Deze handelaars ruilden zeldzame artikelen, zoals sieraden, tegen andere zeldzame goederen zoals rubber, katoen en producten die gemaakt waren van dieren (zoals veren van tropische vogels en jaguar-vellen).
Net zoals de Azteken geen ploegen hadden, waren ze ook niet in het bezit van wagens of andere voertuigen om hun goederen te transporteren. Daarom vervoerden de handelaren die op weg waren naar het zuiden hun goederen met kano’s (als hier mogelijkheid voor was). Of ze lieten het zware werk door slaven verrichten, die vaak met zware lasten op hun rug de route volgden. Als het ernaar uitzag dat de handelaren door gevaarlijk gebied moesten, werden ze vergezeld door krijgers om hen in geval van dreiging te beschermen. Als tegenprestatie verleenden de handelaren militaire diensten aan het rijk door te spioneren als ze handel dreven met één van de vele vijanden van het rijk. Zodoende ontstond er een bruikbare samenwerking tussen handelaren en het rijk waar ze beiden voordeel van hadden.
De handelsklasse vormde een speciale subgroep binnen het Azteekse rijk. Ofschoon ze onder de edelen vielen (priesters en krijgers), stonden ze boven de boeren. Deze speciale handelsklasse noemde men pochteca, en het lid zijn van deze klasse was een zaak van overerving. De pochteca-klasse stond tamelijk apart van de rest van de Azteekse samenleving, zozeer zelfs dat ze vaak een apart deel van de steden bewoonden. Ze vormden ook hun eigen gilden (de Azteekse voorlopers van de moderne handelsorganisaties en vakverenigingen) en genoten speciale voorrechten.
Verovering door Cortés
De eerste stap van Hernán Cortés’ verovering van de Azteken werd niet gezet door Cortés zelf, maar door de toenmalige gouverneur van Cuba: Diego Velásquez. In februari 1519, nadat hij enkele vage rapporten had ontvangen over een welgestelde beschaving in Mexico, stuurde Velásquez een carrière-militaris om het gebied te verkennen. Cortés’ oorspronkelijke orders waren om een verkenning van het gebied uit te voeren, en de enige militaire actie die hij mocht voeren, was het bevrijden van eventuele christelijke gevangenen. Op het laatste moment werd de operatie afgeblazen door de adviseurs van Velásquez, die ervan overtuigd waren dat Cortés niet de juiste man was voor zo’n belangrijke missie. Cortés kreeg dan ook het bevel om op Cuba te blijven. Hij negeerde deze order en zeilde weg, richting het hedendaagse Mexico. Hij was vergezeld van ongeveer 400 soldaten, 100 zeelieden en niet minder belangrijk, hij had ook tussen de 10 en 20 paarden bij zich.
Cortés ging voor anker voor het plaatsje Villa Rica de la Vera Cruz, en had al spoedig politieke controle over dat stadje. Eenmaal stevig in het zadel, verwierp hij de macht van Velásquez en benoemde zichzelf tot opperbevelhebber. Ambitieus, maar toch diplomatiek aangelegd, stuurde hij een brief aan koning Carlos I van Spanje. In deze brief benoemde hij zichzelf tot christelijke ambassadeur bij de heidense culturen van Mexico, en probeerde te bewijzen dat hij de macht van Velásquez terecht had verworpen. Natuurlijk benadrukte hij ook herhaaldelijk de enorme rijkdom van de Azteken, waarover de geruchten circuleerden. Onrust onder zijn manschappen noodzaakte Cortés tot het verbrandden van de schepen, en maakte zo de verovering noodzakelijk.
(Originele pagina bevatte afbeeldingen van ruïnes en Azteekse beelden.)
Kort nadat zij hun intocht begonnen, stuitten ze op het Tlaxcalan-volk. Na twee weken vechten gaven de Tlaxcalanen zich over (hoofdzakelijk omdat ze een hekel hadden aan de overheersing door de Azteken, en de bijdrage die daarbij hoorde). Zij werden Cortés’ trouwste bondgenoten. De Tlaxcalanen sloten zich aan bij het Spaanse leger, en brachten de sterkte op enkele duizenden soldaten. Rond oktober 1519 bereikte het gezamenlijke leger de Azteekse stad Cholula. Binnen enkele dagen waren 3.000 inwoners van de stad door de Spanjaarden (geholpen door de Tlaxcalanen) afgeslacht.
Op dit punt raakte de Azteekse keizer Moctezuma II in de war door de verslagen die hij over de binnendringers ontving. Als bijzonder gelovig mens geloofde Moctezuma dat Cortés in feite niemand minder was dan de godheid Quetzalcoatl. Gelukkig voor Cortés viel zijn aankomst toevallig in het jaar dat de voorspelling over Quetzalcoatl zou uitkomen. Hierom en dankzij de witte huid van Cortés besloot Moctezuma het zekere voor het onzekere te nemen en vast te stellen dat Cortés inderdaad Quetzalcoatl was.
Toen Cortés in Tenochtitlan arriveerde op 8 november 1519, begroette Moctezuma hem warm en kuste hij zelfs de hand van Cortés. Cortés had inmiddels een tolk gevonden, een vrouw met de naam Malinche (soms ook wel Doña Marina genoemd). Zij had zich bij het leger aangesloten en maakte communicatie tussen Cortés en Moctezuma mogelijk. Na die ontmoeting stond Moctezuma de Spanjaarden toe om hun hoofdkwartier in een leegstaand gebouw in te richten. Omdat Cortés’ gedrag nogal opzichtig was, kreeg Moctezuma argwaan over de goddelijkheid van zijn bezoeker. Hij hoopte dat een groot geschenk ervoor zou zorgen dat de Spanjaarden weg gingen, en dus schonk hij Cortés goud en juwelen. Helaas had dit geschenk een tegengesteld effect. De hebzucht van de Spanjaarden was nu pas echt aangewakkerd. Cortés nam Moctezuma in gijzeling, hopende op een tweevoudig resultaat: rijkdom behalen uit losgeld en een aanval van de Azteken voorkomen.
Terwijl Cortés het rijk aan het ontdekken was en tegelijkertijd de Azteken onderwierp, was zijn verleden hem aan het inhalen. Gouverneur Velásquez van Cuba was in het geheel niet blij met het feit dat Cortés zijn orders naast zich neer had gelegd. Hij had dan ook een strijdmacht opdracht gegeven om hem te arresteren. Het was ergens rond april 1520 dat Cortés werd geïnformeerd over de aankomst van dit leger in Mexico. Zich realiserend dat het niet lang kon duren voor hij gevonden werd, verzamelde hij zijn troepen en ging het leger tegemoet. Hij liet ongeveer 200 man achter in Tenochtitlan, en wees Pedro de Alvarado aan als plaatsvervangend bevelhebber. Cortés’ strijd tegen het leger was kort; zijn mannen vielen het kamp in het donker binnen en namen de leider gevangen. De rest van de mannen sloot zich hierna maar wat graag aan bij het leger van Cortés. Zij hadden immers ook de geruchten gehoord over de gouden bergen.
Toen Cortés terugkeerde naar Tenochtitlan, liep hij regelrecht in een opstand. Tijdens zijn afwezigheid had Pedro de Alvarado de Azteken op beestachtige wijze behandeld. Het kookpunt werd bereikt toen Alvarado honderden Azteken liet afslachten tijdens een religieuze ceremonie, om zodoende een voorbeeld te stellen. Het was echter juist deze actie die de opstand ontketende. Toen Cortés arriveerde werd hem toegestaan om zich bij Alvarado te voegen in het hoofdkwartier. Onmiddellijk na hun aankomst werden zij echter omsingeld en aangevallen door de Azteken. Daar hij zwaar in de minderheid was, vroeg hij Moctezuma om zijn onderdanen toe te spreken. Dit had echter een averechts effect. Woedende Azteken noemden Moctezuma een verrader en stenigden hem toen hij hen wilde toespreken. Hij stierf binnen enkele dagen en werd opgevolgd door Cuitlahuac, die echter na enkele maanden stierf aan een ziekte. Cuauhtemoc, de laatste Azteekse keizer, volgde hem op.
(Originele pagina bevatte afbeeldingen met bijschrift: “Azteeks beeld.”)
Een verslagen Cortés realiseerde zich dat zijn enige optie was zich terug te trekken uit de stad. Op 30 juni 1520 (Noche Triste — “trieste nacht”) beval Cortés een volledige en onmiddellijke terugtocht. Achtervolgd door Azteekse krijgers, verloren de Spanjaarden meer dan de helft van hun manschappen en al hun kanonnen. De resten van het leger streken neer in Tlaxcala om te hergroeperen. Het duurde ongeveer een jaar, maar Cortés slaagde erin om zijn troepen weer op sterkte te krijgen en veroverde vervolgens elk deel van het rijk — behalve Tenochtitlan. In mei 1521 was Cortés klaar voor de beslissende aanval op de Azteekse hoofdstad. De Spanjaarden vielen de zwaar belegerde stad dagelijks aan, en het einde kwam op 13 augustus 1521. Toen alles voorbij was, lagen er meer dan 40.000 dode Azteken, en het eens zo machtige Azteekse rijk lag in puin.
Related articles
Sfinx — Geparkeerde pagina en doorverwijzing
Sfinx — geparkeerde pagina De opgegeven pagina bevat geen eigen artikelinhoud. In plaats daarvan gebruikt de pagina een frameset die naar een parkeerpagina van …
Oude bezoekers van Amerika — Bewijzen van pre-Columbiaanse contacten
Oude bezoekers van Amerika — Bewijzen van pre-Columbiaanse contacten Veel mensen leerden op school dat Christopher Columbus Amerika ontdekte. Hoewel …
Echo's van het verleden — herinneringen aan vorige levens onder hypnose
Echo’s van het verleden: herinneringen aan vorige levens onder hypnose “Zorg dat de kinderen wegkomen,” gilde Sarah. “O, hij heeft een …