De waarheid over de Dogon — het Sirius-mysterie ontmaskerd

Het verhaal dat de Dogon, een stam in Mali (West Afrika) in hun geschiedenis buitengewone kennis bezaten over het sterrenstelsel Sirius bereikte wereldwijde publiciteit in 1976 door het buitengewone boek “The Sirius Mystery” van de auteur Robert Temple. Er werd zeer overtuigend in geredeneerd en het werd één van de meest invloedrijke boeken in het zogenaamde “oude astronauten” genre. Sirius is de helderste ster in de lucht, een ster die het ijkpunt werd van de belangrijke oude Egyptische kalender. Men zegt ook dat de ster het centrale punt vormt binnen de Vrijmetselarij. Volgens sommige culturen is Sirius de ster waar onze voorouders vandaan kwamen.

Temple beweerde dat de Dogon twee kleinere sterren kenden die nauw gerelateerd waren aan Sirius, te weten Sirius B en Sirius C. Het mysterie lag in de vraag hoe ze deze kennis hadden vergaard omdat deze twee sterren niet met het blote oog te zien zijn. Temple’s oplossing verwees naar legendes over een mythisch wezen, de god Oannes, die van buitenaardse oorsprong zou kunnen zijn geweest. Hij zou neergedaald zijn van de sterren om beschaving en wijsheid onder de voorouders van de Dogon te verspreiden.

In 1998 bracht Temple het boek opnieuw uit met als tweede titel “nieuw wetenschappelijk bewijs voor 5000 jaar oude buitenaardse contacten”. De reputatie van het boek werd in 1999 voor het eerst aangetast toen Lynn Picknett en Clive Prince “The Stargate Conspiracy” publiceerden. Hierin wordt verteld dat de denkwijze van Temple zwaar beïnvloed was door zijn mentor, Arthur M. Young. Young was een fanatieke aanhanger van “de Raad van Negen”, een raadselachtige groep entiteiten waarvan beweerd werd dat zij de negen scheppende goden van Egypte waren. “De Negen” werden een onderdeel van de UFO en New Age mythologie en velen claimden dan ook dat ze contact hadden met hen. “De Negen” zouden ook hebben beweerd dat zij van buitenaardse afkomst waren. Hun oorsprong zou liggen op Sirius. In 1952 was Young één van de negen aanwezigen bij het “eerste contact” met de “Raad”, een gebeurtenis die georganiseerd werd door Andrija Puharich, de man die de Israëlische lepelbuiger Uri Geller naar Amerika had gebracht.

In 1965 gaf Arthur Young een Frans artikel geschreven door twee Franse antropologen, Marcel Griaule en Germaine Dieterlen aan Robert Temple. In 1966 werd de toen 21-jarige Temple secretaris van de Young’s Foundation for the Study of Consciousness. In 1967 begon hij met zijn werk voor wat later “The Sirius Mystery” zou worden. Zoals Picknett en Prince later aan konden tonen waren veel van Temple’s argumenten gebaseerd op verkeerde interpretaties van encyclopedische artikelen en oude Egyptische mythologie. Ze concludeerden dan ook dat Temple er vooral op gebrand was om zijn mentor, die geloofde in buitenaardse wezens van Sirius, te behagen.

Terwijl Temple’s werk werd aangevallen lag de nadruk van zijn boek op de originele antropologische studie van de Dogon door Griaule en Dieterlen, die de geheime kennis van Sirius B en Sirius C beschrijven in “The Pale Fox”. Maar in een andere recente publicatie, Ancient Mysterys, van Peter James en Nick Thorpe is dit zogenaamde mysterie ontmaskerd als een door Griaule doorgevoerd leugen.

Kort samengevat komt het er op neer dat Griaule beweerde dat hij ingewijd werd in de geheime mysteries van de mannelijke Dogon. Tijdens deze inwijding zou hem verteld zijn over de ster Sirius (Sigu Tolo in hun taal) en de twee onzichtbare metgezellen. Tijdens hun onderzoek in de jaren ‘30 wist men van het bestaan van Sirius B af. Deze ster werd echter pas in 1970 voor het eerst gefotografeerd. Het is onwaarschijnlijk dat de Dogon via westerlingen hadden gehoord van het bestaan.

Griaule en Dieterlen beschreven voor het eerst hun vondsten in een Franstalig artikel dat in 1950 werd gepubliceerd. Hierin leverden zij geen commentaar over de manier hoe veel de Dogon eigenlijk wisten over de “onzichtbare metgezellen”. Deze stap werd door andere wel genomen, onder andere door Temple, in de jaren ‘60 en ‘70. Ancient Mysterys vermeldt: “Terwijl Temple, in navolging van Griaule, aanneemt dat To Polo de onzichtbare Sirius B is, zoals vermeld door Griaule, vertellen de Dogon iets geheel anders”. De Dogon zeggen: “Als Digitaria (To Polo) vlakbij Sirius staat, wordt de laatst genoemde helderder. Als hij ver van Sirius staat geeft Digitaria een twinkelend effect waardoor de indruk ontstaat dat er meerdere sterren zijn”. De beschrijving van een erg zichtbaar effect zorgden ervoor dat James en Thorpe zich afvroegen, zoals iedere lezer van dit artikel doet, of To Polo geen gewone ster is die vlakbij Sirius straalt in plaats van een onzichtbare metgezel zoals Griaule en Temple suggereren.

De grootste uitdaging voor Griaule kwam van de kant van de antropoloog Walter van Beek. Hij wijst er op dat Griaule en Dieterlen alleen stonden in hun beweringen over de grote geheime kennis van de Dogon. Geen enkele andere antropoloog ondersteunde hun meningen. In 1991 leidde van Beek een gezelschap antropologen naar Mali en zij verklaarden dat zij absoluut geen sporen hadden gevonden van de gedetailleerde kennis waarvan de Franse antropologen hadden verhaald. James en Thorpe onderschrijven dit probleem als ze zeggen dat dit “erg verontrustend” is. Griaule had beweerd dat 15 % van de Dogon wist van de geheime kennis, maar van Beek kon geen enkel spoor vinden in de tien jaar die hij met het volk doorbracht. Van Beek sprak zelfs met enkele van Griaule’s informanten en hij merkte op dat “ofschoon zij niet spreken over Sigu Tolo (door Griaule geïnterpreteerd als hun naam voor Sirius zelf) zijn ze het onder elkaar niet eens over welke ster er bedoeld wordt. Voor sommigen is het een onzichtbare ster die opkomt als aankondiging van het Sigu (festival) voor anderen is het Venus die door een andere positie verschijnt als Sigu Tolo. Ze zijn het er allemaal wel over eens dat ze via Griaule over de ster hadden gehoord”.

Van Beek verklaart dat dit een enorm probleem veroorzaakt voor Griaule’s verklaringen. Ofschoon hij antropoloog was, ging de voorkeur van Griaule vooral uit naar astronomie en hij had hiervoor gestudeerd in Parijs. Zoals James en Thrope aangaven nam hij ook sterrenkaarten met zich mee tijdens zijn studiereizen. Met deze kaarten wilde hij zijn informanten onder druk zetten om hun kennis van de sterren te laten zien. Griaule was zelf op de hoogte van de ontdekking van Sirius B en in de jaren ‘20, voordat hij de Dogon bezocht, waren er onbevestigde berichten over de waarneming van Sirius C.

De Dogon waren zich zeer goed bewust van de aanwezigheid van die heldere ster aan het firmament, maar zoals van Beek ontdekte noemden zij de ster niet Sigu Tolo, zoals Griaule beweerde, maar Dana Tolo. James en Thorpe waren van mening dat: “Voor wat betreft Sirius B alleen de informanten van Griaule er ooit van hadden gehoord”. Werd Griaule door zijn informanten alleen verteld wat hij wilde geloven, of interpreteerde hij de antwoorden van de Dogon op zijn vragen verkeerd? Hoe je het ook bekijkt, de originaliteit van het Dogon-Sirius verhaal is op zich zelf al een mythe omdat het hoogst waarschijnlijk is dat Griaule de kennis van de Dogon vermengde met zijn eigen kennis.

Met deze wetenschap in ons achterhoofd is het duidelijk dat het Dogon mysterie geen poot heeft om op te staan. Gedurende een tijdspanne van meer dan 20 jaar heeft het Sirius mysterie er aan bijgedragen dat er heftig gespeculeerd werd over het feit dat onze “voorouders” van de sterren kwamen. In zijn uitgave van 1998 was Temple er snel mee om een nieuwe discussie, over de mogelijke aanwezigheid van Sirius C, aan te wakkeren. Deze bewering maakte Griaule’s beweringen spectaculairder en preciezer dan men had durven hopen. Het is echter meer dan duidelijk dat Temple niet op de hoogte was van het vernietigende onderzoek van van Beek.

Uit de bevindingen van van Beek en de schrijvers van Ancient Mysteries is het duidelijk dat Griaule zelf verantwoordelijk was voor het creëren van een moderne mythe. Een mythe die zo’n industrie en bijna-godsdienstig geloof heeft geschapen dat men er niet omheen kon. Nigel Appleby, wiens boek Hall of the Gods werd terug getrokken voor de publicatie, heeft toegegeven dat hij diep beïnvloed was door Temple’s Sirius Mystery. Hij schreef over Temple’s geloof dat de huidige autoriteiten vandaag de dag onwillig zijn om hun vooroordelen opzij te zetten, omdat ze niet in staat zouden zijn om toe te geven dat iets dat zich buiten hun gebied bevindt durven te bevestigen. Appleby gelooft ook dat er een moderne arrogantie bestaat tegenover de mogelijkheid dat de oude beschavingen superieur waren ten opzichte van ons.

Hoe dan ook, het is in ieder geval bewezen dat Griaule, een wetenschapper, meer kennis aan de oude beschaving toebedeelde dan ze eigenlijk bezat. Goedgelovige wetenschappers, zoals Temple en Young, werden meegesleept en mede door hun toedoen werd een hele generatie meegesleept door de valse mythologie van buitenaardse wezens van de “Duistere metgezellen van Sirius.”


Related articles

Het mysterie van het wichelroedelopen

Het mysterie van het wichelroedelopen Wichelroedelopen is waarschijnlijk het enige paranormale gebied van commercieel belang. Het is van praktisch nut en het …

De heilige speer — De Speer van het Lot en zijn geschiedenis

De heilige speer: geschiedenis en legende …de Nazi’s hebben archeologische teams gehad die de hele wereld rondreisden op zoek naar allerlei religieuze …

Onze content — Overzicht van artikelen

Onze content — Overzicht van artikelen Op zoek naar een tablet? Hier moet je… Datum: 3 Feb 2020 Auteur: JdeGroot Reacties: No Comments Steeds vaker zie …